Vasten vermindert ontstekingen, maar hoe?

Bron: Natura Foundation

Steeds meer mensen doen om gezondheidsredenen aan intermittent fasting. Ook onder wetenschappers is de interesse voor vasten groot, omdat van calorierestrictie bekend is dat het inflammatoire en auto-immuunziektes kan verbeteren. Het is echter nog niet zo duidelijk hoe vasten tot deze gezondheidsvoordelen kan leiden.

Deze studie van Icahn School of Medicine (Mont Sinai) licht een tipje van de sluier op en toont aan dat het vasten de metabole en inflammatoire activiteit van monocyten reduceerde en het aantal circulerende monocyten verminderde. Overigens zonder de reactie van het immuunsysteem op acute infecties te beïnvloeden. De resultaten zijn gepubliceerd in het tijdschrift Cell. [1] Monocyten zijn sterk pro-inflammatoire immuuncellen die serieuze schade aan weefsel kunnen veroorzaken. Tegenwoordig hebben mensen gemiddeld genomen meer monocyten in hun bloed, als gevolg van huidige eetgewoonten, geeft een onderzoeker aan. [2]

In slaapmodus

Voor hun studie hebben de wetenschappers immuuncellen van mensen en muizen onderzocht. Hieruit bleek dat de regulatie van de aantallen monocyten afhankelijk was van de hoeveelheid glucose en eiwitten in het bloed. Bij weinig voedingsstoffen werd de ‘lage energie-sensor’ AMPK (5′-AMP-activated protein kinase) in de levercellen geactiveerd, wat de mobilisatie van monocyten uit het beenmerg verminderde. Bovendien leidde dit tot een onderdrukking van de productie van CCL2 (C-C motif ligand 2, een cytokine die ondermeer monocyten stimuleert) door PPARalpha (peroxisome proliferator-activator receptor alpha), wat ook de vrijgave van monocyten verminderde. Ofwel: gedurende periodes van vasten gingen de monocyten in een slaapmodus. Bovendien bleek uit dit onderzoek dat vasten geen afbreuk deed aan het vermogen van monocyten om in actie te komen bij een acute infectie en weefselbeschadiging.

Meer onderzoek nodig

Aangezien veel ziekten door chronische inflammatie worden veroorzaakt, concluderen de wetenschappers dat het nuttig zal zijn om de anti-inflammatoire effecten van vasten verder te onderzoeken en de moleculaire mechanismen te ontcijferen. Dit kan leiden tot nieuwe preventieve strategieën en therapieën voor behandeling van veel ziekten, zo geven zij aan.

Vormen van intermittent fasting

Intermittent fasting is een vorm van afwisselend vasten. Dat kan op meerdere manieren, bekende vormen zijn:

  • Periodiek vasten: gedurende 5 dagen per week wordt normaal gegeten en twee dagen per week beperkt (300 calorieën).
  • Tijdsrestrictie: alleen gedurende een aantal uur per dag eten, bijvoorbeeld van 8.00 tot 16.00 uur of van 11.00 tot 19.00 uur.

Uiteraard is het belangrijk dat de voeding die men eet volwaardig is, denk aan oervoeding of een mediterraan voedingspatroon. Verder is het belangrijk dat de porties groter zijn, eventueel aangevuld met een brede multi als supplement, zeker bij een lage maaltijdfrequentie, wat wij ook aanraden.

Onderzoek naar een schema van 36 uur vasten – 12 uur (onbeperkt) eten

In deze studie werd een extreme vorm van vasten onderzocht. Het betrof een clinical trial van Karl-Franzens University (Graz), waarbij zestig gezonde deelnemers met een licht overgewicht vier weken lang afwisselend 36 uur helemaal niet aten, en 12 uur onbeperkt. De uitkomsten van de trial zijn gepubliceerd in het tijdschrift Cell Metabolism.

Er werden diverse effecten gemeten. Gedurende de tijd dat deelnemers wel mochten eten, aten ze wel wat meer calorieën, maar in totaal aten ze toch 35% minder calorieën dan normaal. Gemiddeld genomen verloren ze 3,5 kg aan gewicht. Verder was er een aantal biologische effecten te meten: zo hadden ze onder meer een lager gehalte cholesterol, minder buikvet en meer ketonen in hun bloed (van dit laatste wordt door de onderzoekers gezegd dat dit de gezondheid bevordert). Deze vorm van intermittent fasting is dus vrij streng, en is wellicht vooral geschikt voor mensen met obesitas die veel gewicht willen verliezen, of als interventie bij een inflammatoire ziekten, zo zeggen de onderzoekers. En zij raden het dan ook zeker niet aan als algemeen voedingspatroon. [3]

Het is overigens wel belangrijk om te beseffen dat intermittent fasting ook zorgt voor minder bouwstoffen, vitaminen en mineralen in de voeding. Dit kan wellicht aangevuld worden met suppletie. Wij sluiten ons in ieder geval aan bij de conclusie van de wetenschappers dat deze extreme vorm van intermittent fasting vooral geschikt is om tijdelijk in bepaalde situaties toe te passen.

Lees tot slot meer over intermittent fasting op onze eigen site:

Bronnen

[1] Jordan, S. et al., Dietary Intake Regulates the Circulating Inflammatory Monocyte Pool, Cell. 2019 Aug 22;178(5):1102-1114.e17. doi: 10.1016/j.cell.2019.07.050

[2] https://medicalxpress.com/news/2019-08-fasting-inflammation-chronic-inflammatory-diseases.html

[3] Stekovic, Hofer, and Tripolt et al., Alternate day fasting improves physiological and molecular markers of aging in healthy, non-obese humans, Cell Metabolism

DOI

Recept: ontbijtsalade voor een goede nachtrust

Zoals u in het artikel “Hoe regelmaat ons ziek maakt” heeft kunnen lezen, is voeding van invloed op ons bioritme. Niet alleen is van belang wannéér we eten (op een hongerprikkel, gestuurd vanuit de suprachiasmatic nucleus (SCN), of op een vaste tijd, gestuurd vanuit de food entrained oscillator (FEO)), maar ook wàt we eten. Melatonine, het hormoon dat de slaapprikkel stuurt, wordt onder invloed van licht en donker geproduceerd uit het aminozuur L-tryptofaan. Bij bioritmeproblemen is de aanmaak van melatonine verstoord. Een licht-donker-interventie kan worden ondersteund met het eten van een tryptofaanrijke maaltijd in de eerste helft van de dag. Voedingsmiddelen met een hoog gehalte aan L-tryptofaan, zoals eieren, spinazie, vis (ansjovis, tonijn, zalm, heilbot) en gevogelte, dienen vroeg op de dag te worden genuttigd, zodat L-tryptofaan gedurende de dag kan worden omgezet en er ’s avonds voldoende melatonine geproduceerd is. Bij de avondmaaltijd kan gekozen worden voor serotoninerijke voeding, zoals kersen, kiwi, pure chocola, bananen, eieren, noten en avocado. De omzetting van serotonine in melatonine verloopt immers vele malen sneller dan de omzetting van L-tryptofaan in melatonine.

Lees hier het arikel “Hoe regelmaat ons ziek maakt”

Ingrediënten ontbijtsalade

Voor de salade

  • 200 gram spinazie
  • 4 verse eieren
  • 200 gram gerookte zalm
  • 2-3 artisjokken uit pot per persoon
  • 8 kleine tomaatjes
  • 2 liter water
  • Een scheut witte azijn

Voor de dressing

  • 2,5 cm gemberwortel
  • 2 eetlepels donkere honing
  • 3 eetlepels olijfolie
  • 2-3 eetlepels witte balsamico azijn
  • Zout
  • Peper

Bereiden

Was en droog de spinazie. Snij de zalm in stukjes. Pocheer de eieren .
Rasp voor de dressing de gember fijn en meng met de olijfolie, balsamico azijn, honing, peper en zout.
Marineer de spinazie met een deel van de dressing. Plaats de artisjokken, tomaten, zalm en eieren erop en besprenkel de rest van de dressing over het gerecht.

Eet smakelijk en slaap lekker!

Bron: Natura Foundation

Groenten met vitamine K vertragen hersenveroudering

Vitamine K uit bladgroenten kan helpen om hersenveroudering te vertragen, zo blijkt uit een bijna vijf jaar durende studie van Rush University onder 960 ouderen. Een dagelijkse portie bladgroenten vertraagde de cognitieve achteruitgang significant.

Uit eerder onderzoek is al bekend dat het eten van bladgroenten de meest eenvoudige en effectieve manier is om het brein te beschermen tegen cognitieve achteruitgang [1]. Het doel van deze studie van de Rush University uit Chicago was om uit te zoeken welke nutriënten uit bladgroenten hiervoor verantwoordelijk zijn.

Aan deze verkennende studie deden 960 mensen mee, variërend in leeftijd van 58 tot 99 jaar. Zij vulden bijna vijf jaar lang vragenlijsten in over hun voedingspatroon en kregen minstens twee uitgebreide cognitieve tests. Het resultaat is gepubliceerd in Neurology [2].

Tien jaar jonger brein

In dit onderzoek bleek de veroudering van het brein geassocieerd met de inname van vitamine K. Hetzelfde gold voor foliumzuur, luteïne, nitraat, tocoferol en kaempferol. Deze vitaminen en bioactieve stoffen uit bladgroenten (zoals spinazie, sla of snijbiet) lijken verantwoordelijk voor het vertragen van het verlies van de cognitieve vermogens van ouderen.

Zo bleek dat ouderen die één tot twee porties bladgroenten per dag aten, dezelfde cognitieve capaciteiten hadden als mensen die ruim tien jaar jonger waren dan zij [3]. Bij ouderen die niet of weinig bladgroenten aten, was dit niet het geval.

Bescherming van het zenuwstelsel

De onderzoekers benadrukten de belangrijke – al bekende – rol die deze nutriënten en bioactieve stoffen hebben om het zenuwstelsel te beschermen en de kans op Alzheimer te verminderen. Daarbij kunt u denken aan het op peil houden van het carotenoïdengehalte, verminderen van oxidatieve stress, goed functioneren van mitochondriën en voorkomen van neuro-inflammatie.

Vitamine K, foliumzuur, luteïne, nitraat, tocoferol en kaempferol uit bladgroenten beschermen het zenuwstelsel en dragen bij aan het vertragen van cognitieve achteruitgang. Eén tot twee porties bladgroenten per dag vermindert hersenveroudering met ruim tien jaar.

Bronnen

  1. M. C. Morris, D. A. Evans, C. C. Tangney, J. L. Bienias and R. S. Wilson, Associations of vegetable and fruit consumption with age-related cognitive changeFirst published October 23, 2006,  DOI: https://doi.org/10.1212/01.wnl.0000240224.38978.d8
  2. Martha Clare Morris, Yamin Wang, Lisa L. Barnes, David A. Bennett, Bess Dawson-Hughes and Sarah L. Booth, Nutrients and bioactives in green leafy vegetables and cognitive decline Prospective study, First published December 20, 2017,  DOI: https://doi.org/10.1212/WNL.0000000000004815
  3. https://www.nutraingredients.com/Article/2018/01/05/Nutrient-rich-veg-slows-brain-aging-down-by-over-a-decade-scientists-claim

Redactionele bron: Natura Foundation

Mindfulness verlaagt terugvalrisico depressie

De waarde van mindfulness binnen de geestelijke gezondheidszorg wordt door steeds meer onderzoek onderschreven. Nieuw onderzoek in het prestigieuze medische vakblad The Lancet laat nu zien dat mindfulness het terugvalrisico bij depressie verlaagt.

Eerder schreven we al dat mindfulness ouderen makkelijker in slaap helpt dan slaapadvies. Bij dit onderzoek werd vastgesteld dat de deelnemers die een cursus mindfulness hadden gevolgd daarbij ook minder depressieve klachten rapporteerden. Nu blijkt mindfulness ook het terugvalrisico na een behandelde depressie te kunnen verlagen.

Aan het onderzoek deden 424 volwassenen mee die behandeld waren voor een ernstige depressie. Om het risico op terugval te verminderen, gebruikten alle deelnemers voor aanvang van het onderzoek nog steeds antidepressiva.

Tijdens het onderzoek bleef één groep antidepressiva gebruiken, terwijl de andere groep dit afbouwde en een cursus mindfulness deed. Hierbij werd gemediteerd en werden visualisatie-oefeningen gedaan.

Bij beide groepen bleef het terugvalrisico groot: bij antidepressiva was dit 47 procent, bij mindfulness 44 procent. Mindfulness levert op dit gebied dus geen significant extra voordeel op ten opzichte van antidepressiva.

“Deze studie bewijst weliswaar niet dat mindfulness beter werkt dan antidepressiva die worden geslikt tegen een terugval. Maar deze resultaten bieden wel een nieuwe keuze aan de miljoenen mensen die last hebben van terugkerende depressies en daarvoor herhaalrecepten gebruiken”, zeggen de onderzoekers.

Reguliere antidepressiva hebben nog steeds veel bijwerkingen, waaronder beïnvloeding van het rijgedrag, droge mond, constipatie, seksuele dysfunctie, agressief gedrag en zelfmoordneigingen. Bovendien reageert een deel van de patiënten er na verloop van tijd niet meer op. Mindfulness biedt hier een natuurlijk, bijwerkingsarm en duurzaam alternatief.

Bronnen

  1. Kuyken W et al.,Effectiveness and cost-effectiveness of mindfulness-based cognitive therapy compared with maintenance antidepressant treatment in the prevention of depressive relapse or recurrence (PREVENT): a randomised controlled trial, The Lancet, Vol. 386, No. 9988, p63-73, 4 July 2015.
  2. http://www.oxfordmindfulness.org/the-lancet-mindfulness-based-therapy-could-offer-an-alternative-to-antidepressants-for-preventing-depression-relapse/

Redactionele bron: Natura Foundation

Hoe regelmaat ons ziek maakt

U bent ongetwijfeld bekend met de spreekwoordelijke “regelmaat van de klok”. Dankzij de klok, het dagelijkse 24-uurs ritme, regeert de tijd over ons leven. We eten, drinken, werken, sporten, ontspannen en slapen op gezette tijden en hanteren over het algemeen een vast dagritme. Maar is het eigenlijk wel gezond om een vaste regelmaat in dagelijkse activiteiten te hebben? Hoe regelmatig was ons leven 10.000 jaar geleden en welke invloed heeft dat (nog steeds) op ons bioritme?

Het menselijk bioritme wordt gestuurd door de nucleus suprachiasmaticus (SupraChiasmatic Nucleus, SCN), de biologische klok van het menselijk brein. Onder invloed van veranderingen in lichtsterkte (zonlicht en duisternis) reguleert het een groot aantal neuro-endocrinologische functies. Zo goed als alle neurotransmitters en hormonen worden geproduceerd volgens een bepaald ritme via een zogenaamde bio-oscillator (ritmeregelaar) die basaal in de SCN ligt. Zo bestaan er bioritmes voor de productie en de activiteit van cortisol, catecholaminen, renine, angiotensine, aldosteron en serotonine. De SCN werkt in feite als pacemaker van het totale lichaam. Hypothalamus-geregelde functies zorgen voor synchronisatie van perifere oscillatoren in perifere organen en daarmee voor het in stand houden van gezondheid middels energieverdeling.


De verschillende bioritmes worden beïnvloed door een groot aantal factoren. Naast zonlicht en duisternis zijn dat onder meer emotionele stress, klimaat, slaap en beweging. De SCN communiceert via directe neuronale verbindingen met belangrijke organen, zoals de epifyse, de hypothalamus en de neocortex van beide hemisferen. Serotonine uit de nuclei van Raphe ‘regelt’ de SCN emotioneel. Noradrenaline uit de locus coeruleus heeft een directe regulerende en/of storende invloed op de SCN. De retina-SCN-verbinding, waarbij daglicht een cruciale rol speelt, zorgt via de retino-hypothalamic-tract (RHT) voor het in stand houden van het juiste bioritme. De SCN behoort tot de periventriculaire organen. Dit zijn organen die gekenmerkt worden door de afwezigheid van een bloed-hersen-barrière en dus direct (binnen 2-4 minuten) geïnformeerd worden over veranderingen in de periferie via biochemische substanties in de bloedbaan. De SCN reageert dan ook snel op deze veranderingen.

Een voorbeeld van pathologische perifere invloeden op het bioritme betreft mensen met een tekort aan het enzym dipeptidilpeptidase. Een tekort aan dit enzym, dat geproduceerd wordt door cellen in de darm onder invloed van fysiologische bacteriekolonies, geeft aanleiding tot stoornissen in de omzetting van caseïne (melkeiwit) en gluten (graaneiwit). De vorming van bètacasomorfine 9 en gliadinomorfine 7 is dan het gevolg. Lekken deze stoffen door de darmwand,  dan blijkt dat de aandacht van de persoon binnen twee tot vier minuten afneemt via ‘inslaap-tuning’ in de SCN.

Het normale bioritme (licht/donker) activeert evolutionair bepaalde klokgenen en ritmeregelaars in de hypothalamus en daarmee in alle organen van het menselijk lichaam. Eén van de meest verbreide universele paradigma’s met betrekking tot het in stand houden van gezondheid heeft te maken met regelmaat. Men zou regelmatig behoren te eten, te slapen, te drinken, te rusten enz. Regelmaat zonder rekening te houden met het normale bioritme (eten als men honger heeft, drinken als men dorst heeft, slapen als het donker wordt) activeert de zogenaamde food entrained oscillator (FEO) in de hypothalamus. De FEO wordt normaliter door de SCN geremd, waardoor o.a. voedingsinname gereguleerd wordt via het hongergevoel en niet via regelmaat. Worden de signalen vanuit de SCN genegeerd en wordt in plaats daarvan een vaste regelmaat aangehouden voor eten, drinken, bewegen en slapen, dan heeft dat gevolgen voor oscillatie in perifere organen. Regelmaat dwingt de hypothalamus tot een FEO-ritme in plaats van een natuurlijk SCN-ritme, waardoor zowel centraal als perifeer een ander ritme ontstaat. De interne klok wordt als het ware in een andere tijdzone gezet.

Belangrijke perifere organen met klokgenen (bioritmische oscillatoren) zijn de pancreas, de spieren en vetweefsel. De productie van stoffen zoals insuline, leptine en interleukine 6 door deze organen is ritmisch, waarbij zowel spontane activatie als centrale regulatie een rol speelt. Wordt dit natuurlijke ritme verstoord, doordat de centrale regulatie in een regelmatig ritme wordt gedwongen door de FEO, dan heeft dat tot gevolg dat homeostatische stoornissen niet meer worden gereguleerd en misschien zelfs wel worden geproduceerd. Verstoring van het natuurlijke ritme door de FEO kan verantwoordelijk zijn voor ernstige stoornissen op het gebied van energieverdeling, met ziekte als gevolg. Leven in een vast ritme met maaltijden, tussendoortjes en activiteiten op gezette tijden in plaats van naar behoefte, zijn een belangrijke oorzaak voor bioritmestoornissen. De oplossing is intermittent leven: intermittent fasting, intermittent eating, intermittent drinking, intermittent excersising. Het enige dat niet intermittent maar juist met vaste regelmaat, in het ritme van licht en donker, dient te gebeuren, is slapen. De verklaring hiervoor is te vinden in de evolutie: waar activiteiten overdag afhankelijk waren van en varieerden met de aan- of afwezigheid van bijvoorbeeld voedsel en gevaar en gedreven werden door een honger- of vluchtimpuls, was slaap eenvoudigweg gebonden aan het natuurlijke ritme van donker en licht door de afwezigheid van kunstlicht. Recent onderzoek heeft aangetoond dat in tegenstelling tot wat lang werd gedacht, chronotypes (ochtend- en avondmensen) in de Westerse samenleving  niet meer bestaan. Door de afwezigheid van gevaar in Westerse samenlevingen (we slapen in het algemeen veilig in ons warme bed) is de noodzaak tot (be)waken en alert zijn, in tegenstelling tot bij natuurvolkeren, niet meer aanwezig. In de Westerse samenleving zijn avondmensen avondmensen omdat ze zichzelf ’s avonds blootstellen aan meer blauw licht, waardoor de melatonineproductie wordt geremd, ze langer wakker blijven en later naar bed gaan. Ochtendmensen zijn ochtendmensen omdat ze ’s avonds eerder de lichten dimmen, waardoor de productie van melatonine eerder op gang komt, ze eerder moe worden en vroeger naar bed gaan. Uit onderzoek blijkt dat wanneer mensen leven bij de afwezigheid van kunstlicht, bijvoorbeeld door te kamperen in de natuur zonder de aanwezigheid van lampen, hun bioritme na 48 uur is gesynchroniseerd met de cyclus van natuurlijk licht. Dit komt precies overeen met de ervaringen van dr. Leo Pruimboom, wetenschappelijk directeur van Natura Foundation en grondlegger van de klinische PNI, tijdens de Pyreneeën-trips die de basis waren voor zijn Study of Origin in 2016.Regelmaat beperkt zich natuurlijk niet tot dagindeling, maar heeft ook betrekking op regelmaat in voeding en beweging. Hoeveel verschillende voedingsmiddelen eet uw cliënt? Hoeveel afwisseling zit er in zijn beweging (als hij al beweegt)? Het sleutelwoord voor de oplossing is: variatie. Afwisseling. Intermitterend leven. Neemt u voor uzelf en uw cliënten ter harte dat de regelmaat van de klok niet zaligmakend is; een beetje variatie in het dagelijks leven kan wonderen verrichten!

Bronnen

  1. Bechtold D.A., 2008 Energy-responsive time keeping. J. Genet. 87, 447–458
  2. Hastings M., Journal of Endocrinology (2007) 195, 187–198
  3. Karatsoreos I.N., Endocrinology. 2007 December ; 148(12): 5640–5647
  4. Yan L., Cold Spring Harb Symp Quant Biol. 2007 ; 72: 527–541
  5. Samson D.R., Proc Biol Sci. 2017 Jul 12;284 (1858)
  6. Swaminathan K.J., Biol Rhythms. 2017 Apr;32(2):165-176
  7. Stothard E.R., Curr Biol. 2017 Feb 20;27(4):508-513
  8. Samson D.R., Am J Phys Anthropol. 2017 Mar;162(3):573-582

Redactionele bron: Natura Foundation

Vitamine D helpt bloedvaten herstellen

De laatste jaren is duidelijk geworden dat vitamine D onder meer een rol speelt bij onze weerstand, stemming, celdeling en pijnbeheersing. Uit recent onderzoek is weer een nieuwe functie aan het licht gekomen: herstel van bloedvaten.

Wetenschappers van de universiteit van Ohio hebben voor het eerst met behulp van nanotechniek de invloed van vitamine D op de endotheelcellen van het hart- en bloedvatenstelsel onderzocht [1]. Endotheelcellen bedekken de wand van onze hart- en bloedvaten. Hun belangrijkste vondst: vitamine D kan de schade aan bloedvaten herstellen die is veroorzaakt door hoge bloeddruk, diabetes en atherosclerose.

Verder ontdekten de wetenschappers dat vitamine D een sterke stimulator van stikstof is, een belangrijk molecuul om stolsels in de bloedbaan te voorkomen. Bovendien bleek dat vitamine D de oxidatieve stress in het cardiovasculaire systeem vermindert en het risico op hartaanvallen reduceert.

Toename risico cardiovasculaire aandoeningen

Uit eerder onderzoek [2] was al duidelijk geworden dat een tekort aan vitamine D geassocieerd is met een toename van het risico op hoge bloeddruk en cardiovasculaire aandoeningen. Dit gegeven was voor de onderzoekers aanleiding om met nanotechniek te bekijken waarom vitamine D gunstig zou kunnen zijn voor onze hart- en bloedvaten.

Volgens de onderzoekers zijn er tot nu toe – naast nu vitamine D – weinig tot geen mechanismen bekend die endotheelcellen van bloedvaten kunnen herstellen. Ze noemen vitamine D dan ook een heel betaalbare oplossing, omdat geen nieuwe dure medicijnen hoeven te worden ontwikkeld.

Hoeveel vitamine D hebben we nodig?

We kunnen zelf vitamine D aanmaken uit zonlicht. Sterker nog, bij voldoende blootstelling aan de zon is de eigen aanmaak vele malen groter dan via voeding kan worden opgenomen. Echter: in Nederland is de zon alleen van mei tot september sterk genoeg om vitamine D in de huid aan te maken. De enige voedingsbronnen met relatief veel vitamine D zijn vette vis en levertraan.

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid in Nederland is gebaseerd op de handhaving van een bloedwaarde van gemiddeld 30 nmol/L. Dit halen we helaas in Nederland niet. Noordelijke stadsbewoners (niet alleen in Nederland maar wereldwijd) zitten gemiddeld op 20 nmol/L. Vergelijk dit met jagers-verzamelaars rond de evenaar: zij hebben een vitamine D-gehalte in het bloed van rond de 115 nmol/L. Natuurlijke gehaltes zijn dus bijna zes keer zo hoog als die van stadsbewoners.

Orthomoleculair wordt om diverse redenen een bloedwaarde van op zijn minst 80 nmol/L geadviseerd. Noch de ADH, noch het suppletieadvies van de Gezondheidsraad is daarvoor toereikend. Per cliënt zijn er veel verschillen, maar doseringen liggen minimaal op 45-50 mcg per dag om 80 nmol/L te bereiken. Het gehalte vitamine D in het bloed is eenvoudig met een bloedtest te achterhalen.

Vitamine D2 of D3?

Vitamine D bestaat in verschillende vormen: D1 t/m D5. Hiervan worden alleen vitamine D2 en D3 gesuppleerd. D3 heeft de voorkeur omdat deze vorm verreweg de sterkste bindingscapaciteit op celreceptoren heeft en hierdoor veel effectiever is dan D2 [3].

Conclusie

Vitamine D zorgt voor veel meer dan gezonde botten en tanden. Zo laat recent onderzoek met nanotechniek zien dat vitamine D een belangrijke rol speelt in het herstel van de endotheelcellen van door aandoeningen aangetaste hart- en bloedvaten. Helaas is de vitamine D-bloedwaarde bij stadsbewoners gemiddeld genomen veel te laag. Suppletie is om die reden – zeker in de winter – sterk aan te bevelen.

Bronnen

  1. Khan A, Dawoud H, Malinski T, Nanomedical studies of the restoration of nitric oxide/peroxynitrite balance in dysfunctional endothelium by 1,25-dihydroxy vitamin D3 – clinical implications for cardiovascular diseases, International Journal of Nanomedicine, 19 January 2018, Volume 2018:13, pp. 455-66.
  2. Wang TJ, Pencina MJ, Booth SL, et al. Vitamin D deficiency and risk of cardiovascular disease. 2008;117(4):503-11. GRATIS: http://circ.ahajournals.org/cgi/content/full/117/4/503
  3. Armas LA, Hollis BW, Heaney RP. Vitamin D2 is much less effective than vitamin D3 in humans. J Clin Endocrinol Metab. 2004;89(11):5387-91. GRATIS: http://jcem.endojournals.org/cgi/content/full/89/11/5387

Redactionele bron: natura foundation

Antibiotica niet alleen slecht voor darmflora

Voor het vele gebruik van antibiotica ligt resistentie op de loer. Bovendien heeft het negatieve effecten op de darmflora en kan het zelfs, volgens nieuw onderzoek van MIT, het immuunsysteem ondermijnen.

Een antibioticum gaat niet alleen ziekmakende, maar ook nuttige darmbacteriën te lijf. Daardoor is de darmflora na een kuur minder divers dan daarvoor. Bovendien kan het lang duren voordat de darmflora weer volledig is hersteld [1]. Alle reden om antibiotica alleen in te zetten indien het écht nodig is.

Verminderde afweer

Onlangs kwam er wellicht een nieuw argument bij om antibiotica spaarzaam in te zetten. Een onderzoek van MIT en Harvard met muizen laat zien dat antibiotica het immuunsysteem op verschillende manieren tegenwerken [2]. Zo kunnen antibiotica het vermogen van immuuncellen van muizen verminderen om bacteriën te doden.

Daarnaast kunnen antibiotica de bacteriële ziekteverwekker juist beschérmen; dit doen ze door de biochemische omgeving van de ziekteverwekker te veranderen. Het onderzoek is gepubliceerd in Cell Host & Microbe.

Systemische veranderingen in metabolieten

Eerder onderzoek van MIT liet al zien dat metabolieten de ontvankelijkheid van bacteriën voor medicatie kunnen beïnvloeden [3]. Metabolieten zijn kleine moleculen, die cellen vrijgeven als tussenproducten bij stofwisselingsreacties. In dit nieuwe onderzoek werden muizen – die een infectie van de E. colibacterie hadden – behandeld met een veelgebruikt antibioticum: ciprofloxacin.

De onderzoekers stelden vast dat het antibioticum systemische veranderingen in de metabolieten veroorzaakte. Niet  – zoals misschien verwacht – door het microbioom te beïnvloeden, maar door direct op het weefsel van de muis in te werken. Nader onderzoek wees uit dat de metabolieten die de cellen van de muis vrijgaven, E. coli meer resistent maakte tegen ciprofloxacin.

Daarnaast verzwakten de antibiotica ook de immuunfunctie door de ademhalingsactiviteit van immuuncellen te remmen. Hierdoor waren macrofagen minder goed in staat om de E. colibacterie aan te vallen en op te eten. Ofwel: het antibioticum zette in dit onderzoek allerlei veranderingen in gang die de therapie juist tegenwerkten.

Er is nog meer onderzoek nodig om de bevindingen te vertalen naar de behandeling van mensen. Maar vanwege de toename van resistentie, noemen de onderzoekers het uiterst belangrijk om de vele effecten te begrijpen die een kuur teweeg kan brengen.

Probiotica

Het verdient aanbeveling om na antibioticagebruik altijd een probioticakuur te adviseren om de darmflora weer te versterken. Afhankelijk van de leeftijd van u en overige gezondheidsomstandigheden – is de darmwand in orde? hoe staat het met de spijsvertering? – zijn er verschillende vormen van probiotica om de darmflora weer op orde te brengen.

Conclusie

Antibiotica zijn nuttig om lastige bacteriële infecties mee te bestrijden. Echter, de darmflora wordt ook minder divers en zet mogelijk allerlei veranderingen in gang die de therapie juist tegenwerken. In dit onderzoek beschermde de antibiotica de E. colibacteriën door de biochemische omgeving te veranderen en maakte het de immuuncellen van de muizen minder effectief. Meer onderzoek is nodig, én gewenst, gezien de toenemende resistentie tegen antibiotica.

Bronnen

  1. Katri Korpela, Anne Salonen, Lauri J. Virta, Riina A. Kekkonen, Kristoffer Forslund, Peer Bork, Willem M. de Vos: Intestinal microbiome is related to lifetime antibiotic use in Finnish pre-school children. Nature Communications, 26 Jan 2016.
  2. Yang JH, Bhargava P, et al. Antibiotic-induced changes to the host metabolic environment inhibit drug efficacy and alter immune function. Cell Host & Microbe. Online November 30, 2017. DOI: 10.1016/j.chom.2017.10.020
  3. https://phys.org/news/2017-11-antibiotics-ability-immune-cells-bacteria.html

Redactionele bron: Natura Foundation

Leestip: Van big bang tot burnout

In Van big bang tot burnout kijken de schrijvers naar het nut van de stressrespons in evolutionair perspectief. Waarom gaat het bij Homo sapiens mis? Een populair boek over burnout, doorspekt met boeiende inzichten uit de evolutionaire psychiatrie.

Het aantal mensen met een burnout is tussen 2013 en 2017 toegenomen van 12,4 procent naar 14,6 procent, aldus cijfers van het CBS en TNO [1]. De beste populaire inleiding op stress en burnout, is wellicht het boek “Van big bang tot burnout” uit 2017 van hoogleraar psychiatrie Witte Hoogendijk en journalist Wilma Rek.

Evolutionair perspectief

Uniek aan dit boek, is dat de schrijvers stress behandelen vanuit een evolutionair perspectief. Deze benaderingswijze is geworteld in het opkomende vakgebied evolutionaire psychiatrie. Een belangrijke voorvechter daarvan is de Duitse professor psychiatrie Martin Brüne, die overigens ook in het dankwoord genoemd wordt.

De schrijvers kijken niet alleen naar de voorouders van Homo sapiens. Ook veel onderzoek naar stress bij vissen, muizen en eencelligen passeert de revue. Vervolgens stellen ze zich de vraag: wat is het evolutionaire nut van de stressrespons in het algemeen? En waarom hebben we er als mens in onze huidige omgeving zoveel last van?

Moderne stressoren

Volgens de schrijvers kunnen we stress, burnout en depressie-achtige verschijnselen in ieder geval niet los zien van de grote toename van het aantal stressoren in onze hedendaagse omgeving. Tegen de tijd dat men aankomt bij het hoofdstuk over de medicinale ‘behandeling’ van stress – bijvoorbeeld met antidepressiva, benzodiazepine en bètablokkers – is het al lang duidelijk dat deze benadering het probleem simpelweg niet bij de oorzaken aanpakt.

Uiteraard vertellen de schrijvers ook wat men wél kan doen om stress en burnout te voorkomen of te lijf te gaan. Hierbij spelen evolutionaire inzichten de hoofdrol, maar is er ook zeker ruimte voor de verworvenheden van ons moderne bestaan.

Aanrader

Van big bang tot burnout is een  goed doortimmerd en onderhoudend verhaal over stress, burnout en wat men eraan kan doen. Het leest erg prettig en is ook buitengewoon geschikt om aan uw cliënt mee te geven. Een aanrader.

Van big bang tot burnout is onder andere verkrijgbaar op bol.com voor € 19,99.

Bron

  1. https://www.volkskrant.nl/wetenschap/aantal-burn-outs-schrikbarend-gestegen-en-dat-komt-deels-door-de-wildgroei-van-tijdelijke-contracten~a4537868/.

Redactionele bron: Natura Foundation

Darmbacteriën kunnen depressie tegengaan

Wanneer men ongezonde darmen heeft als gevolg van een ongezonde leefstijl, kan dit tot depressie leiden. Volgens onderzoekers in Denemarken kunnen bepaalde soorten lactobacillen helpen dit type depressie te voorkomen.

Er bestaan al langer vermoedens dat probiotische bacteriën via de darm-hersen-as een rol zouden kunnen spelen bij het beheersen of voorkomen van depressie. Uit nieuw onderzoek bij dieren blijkt in ieder geval dat probiotica, die meestal gericht voor de darmen worden ingezet, ook de hersenen positief kunnen beïnvloeden.

Strijd tussen goede en slechte bacteriën

In het darmkanaal leven ca. 100.000 miljard bacteriën. In een gezond darmkanaal heerst een milieu waarin de meeste pathogene bacteriestammen zich niet thuis voelen. Echter, de darminhoud kan ook pathogenen en toxische stoffen bevatten.

Probiotische organismen voeren strijd met pathogenen om hechtruimte en voedsel. Hiertoe vormen ze bacteriocinen en kortketenige vetzuren. Deze laatsten voeden het darmepitheel, waardoor een sterke barrière ontstaat tegen pathogenen. Bovendien verlagen deze vetzuren de pH, wat pathogenen verdrijft en daarnaast de biologische beschikbaarheid van mineralen verhoogt. Ook dragen ze bij aan het verteringsproces, doordat ze co-enzymen (zoals lactase) kunnen produceren. Door deze mechanismen wordt de vertering verbeterd, flatulentie door gisting voorkomen en darmparasieten, diarree, maar ook obstipatie voorkomen.

Onder invloed van externe factoren, waaronder een slecht voedingspatroon, kan het evenwicht echter verstoord raken, met dysbiose tot gevolg. Pathogenen in de darmen kunnen vervolgens in de bloedbaan terechtkomen, met allerlei gevolgen voor de gezondheid. Mogelijk is dit het achterliggende werkingsmechanisme van depressie.

Het onderzoek

 Een Deens onderzoeksteam verdeelde ratten in vier groepen. Ze werden gevoed met verschillende mengvoeders en volgden verschillende diëten. Twee groepen ratten volgden een vetrijk en vezelloos dieet, waarbij een van de twee groepen ook water met probiotica (lactobacillen) kreeg. Twee controlegroepen werden gevoed met een vezelrijk en vetarm dieet, ook hier kreeg een van de groepen water met een probioticum. Na twaalf weken kregen ze een zwemtest. De ratten op het vetrijke dieet zonder probiotica gedroegen zich “depressiever” tijdens de test.

Ratten die naast een vetrijk en vezelloos dieet melkzuurbacteriën kregen, vertoonden normaal gedrag. Degenen die een vetrijk en vezelloos dieet kregen zonder probiotica, ontwikkelden gedrag vergelijkbaar met depressief gedrag. Het probioticum compenseert dus bij ratten de gevolgen van een ongezond dieet.

Bovendien bleek dat ratten die geen probiotica kregen een verhoogd aantal witte bloedcellen in hun hersenweefsel hadden. Deze witte bloedcellen weerspiegelden de gedragsveranderingen. Ze kunnen een teken zijn van chronische ontsteking. Ook worden ze waargenomen in het vetweefsel en de lever van mensen met overgewicht en bij diabetici. Dat de probioticagroep dit niet had, kan wijzen op herprogrammering van het immuunsysteem.

Zo’n 80 procent van de afweer vindt zijn oorsprong in de darm. De probiotische organismen versterken zowel de cellulaire als de humorale immuunrespons. Artritis, maagzweer, allergische reacties en IBS (Inflammatory Bowel Syndrome) kunnen worden verminderd. De ontstekingsremmende werking van probiotica beperkt zicht niet enkel tot de darm, ook huidaandoeningen als acné, psoriasis en eczeem zijn erbij gebaat. Onderkant formulier

Conclusie

Depressie heeft waarschijnlijk een metabole component die op probiotica reageert. Deze bevindingen kunnen verstrekkende gevolgen hebben, omdat metabole aandoeningen vaak voorkomen naast depressie. De onderzoekers denken dat het mogelijk is dat mensen die lijden aan een depressie baat hebben bij probiotica. Er komen immers steeds meer onderzoeken die suggereren dat een ongezond dieet bijdraagt aan het veroorzaken of in stand houden van een depressie. Het is bekend dat patiënten met een depressie over het algemeen ongezonder leven dan gemiddeld.

Probiotica kan het voedsel niet gezonder maken en heeft geen invloed op het gewicht en de bloedsuikerspiegel. Echter, als de depressieve symptomen verminderd kunnen worden, kan de levensstijl verbeteren en de vicieuze cirkel wordt doorbroken. Het resultaat is interessant voor de behandeling van depressie, waar probiotica onderdeel van zou moeten zijn.

Bronnen

  1. Abilgaard A. et al., Probiotic treatment protects against the pro-depressant-like effect of high-fat diet in Flinders Sensitive Line rats, Brain, Behavior, and Immunity, Volume 65, October 2017, Pages 33-42.
  2. http://naturafoundation.nl/monografie/orale_probiotica.html
  3. http://naturafoundation.nl/monografie/Probiotica_algemeen.html

Redactionele bron: Natura Foundation

Angststoornissen verminderen met GABA

Een angststoornis brengen we niet zo snel in verband met wat we eten. Toch kunnen voeding en suppletie een grote rol spelen bij het verminderen of zelfs voorkomen van angsten. Vooral het aminozuur GABA blijkt belangrijk te zijn.

Gamma-aminoboterzuur (GABA) is een neurotransmitter in ons centrale zenuwstelsel (CZS) en komt in grote delen van onze hersenen voor. Neurotransmitters zijn boodschapperstoffen die de communicatie tussen verschillende zenuwcellen (neuronen) mogelijk maken. Om ons goed te voelen is het belangrijk dat er een evenwicht is tussen stimulerende en remmende neurotransmitters.

Angststoornissen en GABA

GABA is de belangrijkste remmende neurotransmitter en waarborgt de natuurlijke balans door overactieve stimulerende neurotransmitters – met name glutamaat – in toom te houden. Dit vermindert de prikkelgevoeligheid van het CZS en voorkomt neurologische en psychiatrische aandoeningen, zoals angststoornissen.

We spreken van een angststoornis wanneer iemand angst ervaart die niet in verhouding tot de omstandigheden staat. Uit onderzoek blijkt dat een tekort aan GABA de kans op het ontwikkelen van een angststoornis aanzienlijk groter maakt, terwijl een optimale concentratie van dit stofje juist angstwerend werkt.

GABA op peil brengen

Om angststoornissen te verminderen kan de hoeveelheid GABA met medicatie op het gewenste peil worden gebracht. Het nadeel van veel geneesmiddelen, waaronder benzodiazepinen, is echter dat ze ongewenste bijwerkingen hebben, zoals concentratieverlies en sufheid.

Een andere mogelijkheid is om GABA als voedingssupplement in te nemen. Dit leidt vaak eveneens tot positieve resultaten, zónder de ongewenste bijwerkingen. Een kanttekening hierbij is dat nog niet duidelijk is hoe de positieve invloed van suppletie tot stand komt. Er zijn namelijk (nog) geen aanwijzingen dat GABA in de hersenen aankomt, ofwel de bloed-hersenbarrière passeert. Hiernaar wordt volop onderzoek gedaan.

Voedingsbronnen

Ook voeding moeten we natuurlijk niet vergeten als natuurlijke leverancier van de bouwstoffen voor GABA. We maken GABA aan uit het aminozuur glutaminezuur met behulp van een cofactor: vitamine B6 (pyridoxaal-5-fosfaat). Deze bouwstoffen zitten in een gezond, gevarieerd voedingspatroon met groene (blad-)groenten, tomaten, tuinbonen, sojabonen, uien, scharreleieren, verse noten en zaden.

De neurotransmitter GABA helpt om angststoornissen te verminderen of zelfs te voorkomen. Indien de GABA-concentratie in de hersenen te laag is, heeft een supplement – wegens de afwezigheid van bijwerkingen – de voorkeur. Verder draagt een gezond, gevarieerd voedingspatroon bij aan voldoende GABA in de hersenen.

Bronnen

  1. Abdou AM, Higashiguchi S, Horie K, Kim M, Hatta H, Yokogoshi H. Relaxation and immunity enhancement effects of gamma- aminobutyric acid (GABA) administration in humans. Biofactors 2006;26(3):201-8
  2. Alternative Medicine Review Volume 12, Number 3 September 2007
  3. Benassi E, Besio G, Cupello A, Mainardi P, Patrone A, Rapallino MV, Vignolo L, Loeb CW. Evaluation of the mechanisms by 
which gamma-amino-butyric acid in association with phosphatidylserine exerts an antiepileptic effect in the rat. Neurochem Res 
1992 Dec;17(12):1229-33
  4. Cavagnini F, Pinto M, Dubini A, Invitti C, Cappelletti G, Polli EE. Effects of gamma aminobutyric acid (GABA) and muscimol on 
endocrine pancreatic function in man. 1982 Jan;31(1):73-7
  5. Cocito L, Bianchetti A, Bossi L, Giberti L, Loeb C. GABA and phosphatidylserine in human photosensitivity : a pilot study. 
Epilepsy Res. 1994 Jan;17(1):49-53
  6. http://examine.com/supplements/GABA
  7. Jia F, Yue M, Chandra D, Keramidas A, Goldstein PA, Homanics GE, Harrison NL. Taurine is a potent activator of extrasynaptic 
GABA(A) receptors in the thalamus. J Neurosci 2008 Jan 2;28(1):106-15
  8. Kalueff A, Nutt DJ. Theoretical/Review Article: Role of GABA in memory and anxiety Depression and Anxiety 4:100-110 
(1996/1997)
  9. Levy LM, Degnan AJ. GABA-Based Evaluation of Neurologic Conditions: MR Spectroscopy. AJNR AM J Neuroradiol 2013 
Feb;34:259-65
  10. Natural Standard. Gamma-aminobutyric (GABA). 2013
  11. Powers ME, Yarrow JF, McCoy SC, Borst SE. Growth hormone isoform responses to GABA ingestion at rest and after exercise. 
Med Sci Sports Exerc. 2008 Jan;40(1):104-10
  12. Song NY, Shi HB, Li CY, Yin SK. Interaction between taurine and GABA(A)/glycine receptors in neurons of the rat anteroventral 
cochlear nucleus. Brain Res. 2012 Sep 7;1472:1-10
  13. Takeshima K, Yamatsu A, Yamashita Y, Watabe K, Horie N, Masuda K, Kim M. Subchronic toxicity evaluation of y-aminobutyric 
acid (GABA) in rats. Food Chem Toxicol. 2014 feb;12;68C:128-134
  14. The Role of GABA in the pathogenesis and treatment of anxiety and other neuropsychiatric disorders http://www.vcu-cme.org 
/gaba/overview.html
  15. Uetake K, Okumoto A, Tani N, Goto A, Tanaka T. Calming effect of orally administered y-aminobutyric acid in Shih Tzu dogs. 
Anim Sci J 2012 Dec;83;(12):796-8
  16. Xie WY et al. Effect of y-aminobutyric acid on growth performance and immune function in chicks under beak trimming stress; Anim Sci J 2013;84(2):121-129

Redactionele bron: Natura Foundation