Te veel zout beschadigt de hersenen

Een voedingspatroon rijk aan zout wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op cerebrovasculaire ziekten. Maar waarom is zout eigenlijk zo schadelijk voor de hersenen? Een recente studie in Nature Neuroscience komt met belangrijke nieuwe inzichten.  

Voeding rijk aan zout is slecht voor de bloeddruk en blijkt nu ook een negatieve invloed te hebben op de hersenen en de cognitieve prestaties. Opmerkelijk is dat dit negatieve effect op de hersenen al optreedt bij een bloeddruk die buiten de gevarenzone ligt.

Bloeddruk niet de boosdoener

Onderzoek bij muizen laat zien dat een zoutrijke voeding leidt tot een afname van de bloedtoevoer naar de hersenen, beschadiging van bloedvaatwanden van capillaire netwerken en cognitieve achteruitgang. Lange tijd werd aangenomen dat deze effecten een direct gevolg waren van een te hoge bloeddruk. Dat blijkt onjuist.

Onderzoekers ontdekten dat signaalmoleculen, afgegeven door specifieke cellen van het afweersysteem, via de darmen de hersenen bereiken. Kortom, zout komt terecht in de darm, waarop specifieke afweercellen aldaar boodschappermoleculen afgeven die het brein negatief beïnvloeden. De hersen-darm-as staat dus met elkaar in verbinding via onder andere biomoleculen van het afweersysteem.

U denkt wat u eet

Het onderzoek werpt nieuw licht op de verbanden tussen wat we eten en de rol van het afweersysteem bij de communicatie tussen darm en hersenen. De resultaten suggereren zelfs dat een darmkanaal overladen met zout vroegtijdig signalen afgeeft aan het brein en zodoende aanleiding geeft tot schade aan cerebrale bloedvaten.

Tegelijkertijd blijkt dat de opdrijving van de systemische bloedruk achterblijft bij hetgeen zich afspeelt in de endotheelcellen van de bloedvaatwanden in de hersenen. Bekend is nu ook dat een darm-geïnitieerde adaptieve afweerreactie onafhankelijk werkt in vergelijking met andere mechanismen die een rol spelen bij bloeddrukregulering.

Ontstekingsbevorderende interleukine

Het zoutrijke dieet voorgeschoteld aan muizen gaf aanleiding tot een  afweerreactie in de darm, waarbij ontstekingsbevorderende interleukines zoals interleukine-17 (IL-17) werden gevormd. Verhoogde plasmaspiegels van IL-17 veroorzaakten vervolgens een opeenvolging van schadelijke reacties in de endotheelcellen die de delicate binnenbekledingen van cerebrale bloedvaten vormen.

Een belangrijke ontdekking was de toename van een bepaald type witte bloedcellen in de darmen, de T-helpercellen, die verantwoordelijk zijn voor de aanmaak van het ontstekingsbevorderende interleukine-17 (IL-17). Daarna werd de signaalroute, via het verhoogde plasma IL-17, geïdentificeerd welke een negatieve uitwerking had op cognitieve en cerebrale bloedvaten.

Goed nieuws is wel dat de negatieve effecten van te veel zout omkeerbaar zijn. Muizen die na 12 weken weer een normaal dieet kregen, hadden verbeterde cognitieve vermogens.

Ook andere aandoeningen

Het bovenstaande onderzoek heeft tevens laten zien dat er  meer aandoeningen kunnen voorkomen waarbij cerebrovasculaire schade via een darm-geïnitieerde adaptieve afweerreactie een rol speelt. Te noemen zijn multiple sclerosis, reumatoïde artritis, psoriasis en chronische darmontstekingen.

Bronnen

  1. Giuseppe Faraco et al. Dietary salt promotes neurovascular and cognitive dysfunction through a gut-initiated TH17 response, Nature Neuroscience (2018)

Redactionele bron: Natura Foundation

Magnesium vermindert depressie

Een dubbelblinde RCT onder zestig depressieve patiënten gepubliceerd in het vakblad Nutrition laat zien dat een verhoogde bloedwaarde magnesium de symptomen van depressie significant verlaagt ten opzichte van placebo. 

Magnesiumtekorten komen naar schatting bij 75 procent van de bevolking voor. De inname via de voeding is de afgelopen decennia bovendien structureel gedaald [1]. Dit is een verontrustende trend, zeker in het licht van onze gejaagde maatschappij: magnesium speelt een belangrijke rol in de geestelijke gezondheid en voldoende ervan maakt uw cliënt weerbaarder tegen stress.

Magnesium en depressie

Magnesium is onder andere nodig voor neurologische processen, zoals neurotransmissie en de plasticiteit van de neuronen. Deze biologische processen staan aan de basis van het leren, het geheugen en de stemmingsregulatie. Uit diverse onderzoeken blijkt dat magnesiumtekort gerelateerd is aan depressie en uit andere onderzoeken komt naar voren dat het een veilige en goedkope manier is om depressie te verlichten. Dit wordt nu ook bevestigd in een dubbelblinde RCT onder 60 depressieve patiënten.

Dubbelblinde RCT

Gedurende 8 weken kregen patiënten met depressie en een verlaagde bloedwaarde magnesium dagelijks ofwel 500 mg magnesiumoxide, ofwel placebo. Uit de Beck Depression Inventory-II die werd afgenomen onder alle deelnemers kwam naar voren dat magnesium significant beter werkte dan placebo in het verlagen van de depressiescore. Ook de bloedwaarden magnesium bleken verhoogd te zijn, waardoor men kon concluderen dat er een verband was.

Vorm van magnesium

Magnesiumoxide is niet oplosbaar en wordt daardoor nauwelijks opgenomen in de lichaamscellen. Het heeft een laxerende werking en kan daardoor zelfs een negatief effect hebben op de mineralenstatus in het lichaam. Het valt dan ook te verwachten dat het gebruik van een beter opneembare vorm van magnesium meer gezondheidswinst oplevert. Voorbeelden van goed opneembaar magnesium zijn de organisch gebonden vormen magnesiumbisglycinaat en magnesiumcitraat.

Het is overigens een tendens dat bij onderzoek met supplementen geen gebruik wordt gemaakt van professionele, orthomoleculaire producten [2]. Hierdoor blijft een groot deel van de potentiële gezondheidseffecten helaas onder de radar. Ook valt het jammer genoeg niet te verwachten dat de betere magnesiumvormen op deze manier uiteindelijk hun weg vinden in een klinische setting.

Bronnen

  1. Rajizadeh A, Mozaffari-Khosravi H, Yassini-Ardakani M, et al. Effect of magnesium supplementation on depression status in depressed patients with magnesium deficiency: A randomized, double-blind, placebo-controlled trial. 2017 Mar;35:56-60
  2. http://www.globalresearch.ca/flawed-research-used-to-attack-multivitamin-supplements/5365047

Redactionele bron: Natura Foundation

Niet al het blauwe licht slecht voor bioritme

Blauw licht, afkomstig van bijvoorbeeld een computerscherm, remt de aanmaak van melatonine en kan zo de slaap verstoren. Een bekend verhaal wellicht, maar zoals altijd zit de werkelijkheid ingewikkelder in elkaar. Vanaf een bepaalde frequentie blijkt blauw licht juist slaapopwekkend.

Onderzoekers van de Universiteit van Granada hebben recent onderzoek gedaan naar de effecten van blauw en wit licht op acute psychosociale stress. Hieruit zijn verrassende resultaten naar voren gekomen die het belang van externe zeitgebers voor ons bioritme verder onderstreept.

Acute psychosociale stress

Acute psychosociale stress is een soort kortetermijnstress, die kan ontstaan binnen sociale of interpersoonlijke relaties. Daarbij kunt u bijvoorbeeld denken aan ruzie met een vriend, of onder druk gezet worden om een taak snel af te ronden. Deze stress komt veel voor en heeft een negatieve invloed op de gezondheid en de kwaliteit van leven.

Het interessante is, dat psychosociale stress een aantal meetbare fysiologische reacties veroorzaakt. Hiervan maakten de onderzoekers gebruik tijdens hun onderzoek. Twaalf vrijwilligers werden gestrest gemaakt en vervolgens in een prikkelarme kamer gebracht, waar de enige afleiding bestond uit blauw of wit licht. Hartslag en hersenactiviteit werden tijdens de hele sessie gemeten. Dit werd gedaan met behulp van respectievelijk een elektrocardiogram en een elektro-encefalogram.

Het onderzoek toonde aan dat blauw licht met een golflengte langer dan 470 nanometer  het relaxatieproces na acute psychosociale stress versnelt in vergelijking met conventioneel wit licht.

Korte en lange golven

Waar blauw licht met langere golven dus een positief effect heeft op het kalmeren van ons lichaam, verhindert blauw licht met golven kleiner dan 470 nanometer  juist de aanmaak van melatonine. Dit kantelpunt van 470 nanometer is via onze biologische klok gekoppeld aan de intensiteit van zonlicht. Bij zonsopkomst wordt cortisol geproduceerd en ontwaken we, bij zonsondergang stijgt de melatonineproductie en wordt men slaperig. Zonlicht is dus een externe zeitgeber, die helpt om onze biologische klok gelijk te zetten met de omgeving.

Kunstlicht

Veel van uw cliënten vertoeven de hele dag in het kunstlicht. Bovendien kijkt men steeds vaker, ook ‘s avonds, naar tablet of mobiele telefoon. Hierdoor wordt de communicatie tussen de natuurlijke zeitgeber (daglicht) en ons circadiaans ritme verstoord. De zon gaat op en onder, zonder dat de biologische klok er iets van meekrijgt.

Vervolgens kan men door de gebrekkige aanmaak van melatonine niet in slaap komen, terwijl slaaptekort zelfs de fysieke communicatie tussen onze hersencellen en hersengebieden verstoort. Slaaptekort heeft zo een negatief effect op de concentratie, stemming, eetlust en libido. Ook het verwerken en toepassen van informatie gaat minder snel. Bovendien zorgt een slechte nachtrust voor een slechte afvalverwijdering in onze hersenen. Op de lange termijn kan dit wellicht tot alzheimer leiden.

Zeitgebers als raadgevers

Licht is niet de enige zeitgeber. Ook voeding, beweging, temperatuur en sociale interactie hebben een regulerende invloed op onze biologische klok. Qua voedingsstoffen is cafeïne bijvoorbeeld bekend vanwege zijn opwekkende effect, terwijl het aminozuur L-tryptofaan juist wordt omgezet in melatonine. Dit kan in supplementvorm worden gegeven bij jetlag en slaapverstoringen.

Suppletie mag dan wel effectief zijn, voor de lange termijn is het natuurlijk geen oplossing. Wil men serieus aan gezondheidshandhaving werken, is het belangrijk om het bioritme te herstellen. De beste raadgever is daarbij onze evolutionaire achtergrond. Zeitgebers waarop we in de natuurlijke omgeving vertrouwden, zijn onder andere zonlicht, buitenlucht, temperatuurgradiënten, invallend donker, het wisselende voedingsaanbod en sociale interactie.

En wat te doen als er eenmaal acute psychosociale stress is opgetreden? Dan zou men het best kiezen voor een wandeling door een natuurlijke omgeving met weinig prikkels, zoals het bos, om daar even stoom af te blazen. Natuurlijke zeitgebers zijn de beste raadgevers.

Lees ook:Gezondheid reguleren met zeitgebers 

Bronnen

  1. Jesus Minguillon et al. Blue lighting accelerates post-stress relaxation: Results of a preliminary study, PLOS ONE (2017). DOI: 10.1371/journal.pone.0186399
  2. Till Roenneberg, Het innerlijk uurwerk (vertaald uit het Duits), Babel & Vos Uitgevers, Amsterdam, 2012
  3. Selective neuronal lapses precede human cognitive lapses following sleep deprivation, Nature Medicine.

Redactionele bron: Natura foundation

De evolutionaire achtergrond van intermittent fasting

Calorierestrictie is waarschijnlijk goed voor ons lichaam. Maar de drang om overmatig te eten, zit diepgeworteld in onze genen. Minder eten blijkt voor veel mensen lastiger dan af en toe helemaal niets eten. Maar hoe maken we dit inzicht bruikbaar voor de praktijk?

In de loop van de evolutie heeft de mens een genenpakket ontwikkeld dat is ingesteld op veel lichamelijke activiteit en voedselschaarste. Als jagers en verzamelaars struinde deze mens  door de wilde natuur en aten ze voedsel zodra dit bereikbaar was. Het lichaam houdt bovendien van (lekker) voedsel en legt bij voorkeur voedselreserves aan. Dat was vroeger goed als overlevingsstrategie, want in tijden van voedselschaarste, konden de reserves dan worden aangesproken.

Tegenwoordig is dat in de westerse wereld niet meer nodig omdat voedselschaarste er niet meer voorkomt. Integendeel: men eet juist te vaak en te veel. Bovendien zijn de meeste mensen lichamelijk inactief.

Overgewicht vaak ongezond

De overmaat aan calorieën in combinatie met een trage stofwisseling die niet meer past bij deze tijdsgeest leidt tot overgewicht en negatieve gezondheidseffecten. Sterker nog: vanuit evolutionair oogpunt zouden mensen die echt veel te zwaar zijn vruchtbaarheidsklachten ontwikkelen en langzaam uit de bevolking verdwijnen. Ook wordt een slecht eetpatroon en overgewicht in verband gebracht met allerlei chronische ziekten die wellicht vermeden kunnen worden door periodiek te vasten.

Calorierestrictie door af en toe te vasten wordt al enige tijd in verband gebracht met langlevendheid. Chronische ziekten zoals diabetes type II, hart-en vaatziekten en neurologische aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer’s treden niet of pas veel later op, althans in dierstudies. Maar er is ook onderzoek gedaan bij mensen.

In de praktijk

Een bekende strategie die wordt toegepast bij intermittent fasting (IF) is de 5 op 2 verdeling, waarbij gedurende vijf dagen normaal en op twee dagen van de week beperkt (300 calorieën) wordt gegeten. Van IF bij mannen is aangetoond dat het gunstige effecten heeft op de stofwisseling. De gevoeligheid voor insuline neemt toe gepaard gaande met een gewenste verlaging van het bloedsuikergehalte.

Ander klinisch onderzoek bij mensen heeft aangetoond dat zowel het bloedsuikergehalte als het insulinegehalte tijdens het vasten afnam met respectievelijk 3 tot 6 procent en 20 tot 31 procent. Bovendien zetten de hormonale effecten tijdens het vasten aan tot meer vetverbranding. Kortom, IF is gunstig voor de stofwisseling, verhoogt de gevoeligheid van insuline en verbetert de glucosespiegel. De onderzoekers concluderen dan ook dat de effecten van IF mogelijk gunstig zijn bij de preventie van diabetes type II.

Veroudering vertragen

Een ander positief gevolg van IF is het vertragen van het verouderingsproces omdat het  beschermt tegen de gevolgen van oxidatieve stress en het optreden van laaggradige ontstekingsprocessen. Zowel oxidatieve stress als ontstekingen worden in verband gebracht met allerlei hiervoor genoemde chronische aandoeningen inclusief verouderingsprocessen. Denk bijvoorbeeld aan artherosclerose, dat geleidelijk aan bijdraagt aan hart-en vaatziekten. Dierexperimenteel onderzoek heeft bovendien aangetoond dat IF gunstige effecten heeft op het bloedlipidenprofiel, de bloeddruk en op bepaalde cytokinen die in verband worden gebracht met ontstekingen.

Fascinerend schoonmaakproces

Opmerkelijk is dat IF aanzet tot een fascinerend schoonmaakproces, autofagie, waarbij gebrekkige celcomponenten op selectieve wijze worden opgeruimd. Dat is heel gezond omdat zodoende ook niet-functionele of defecte eiwitten worden afgebroken en opgeruimd. Sommige onderzoekers geven aan dat dit mechanisme zenuwcellen beschermt tegen de ziekte van Alzheimer’s, ook al wordt Alzheimer’s tegenwoordig niet alleen meer toegeschreven aan eiwitophopingen en het ook een vaatprobleem of ontstekingsprobleem kan zijn.

Tegelijkertijd blijkt uit dierexperimenteel onderzoek bij ratten dat IF ook de groei van nieuwe zenuwcellen kan bevorderen. Daarnaast verhoogt IF ook de afgifte van het hersenhormoon brain derived neurotrophic factor (BDNF). Een tekort aan deze stof wordt in verband gebracht met depressie en andere hersenaandoeningen. Ander onderzoek laat zien dat IF mogelijk het ontstaan van Alzheimer vertraagt of in ieder geval de ernst ervan doet afnemen.

Onderzoek LUMC

Het lijkt er sterk op dat periodiek vasten ook voor de mens grote gezondheidsvoordelen oplevert, hoewel meer onderzoek noodzakelijk is. In Nederland onderzoekt o.a. hoogleraar Diabetologie in het LUMC , Hanno Pijl, hoe hormonen en het zenuwstelsel onze stofwisseling reguleren. Volgens Pijl zijn er veel redenen om aan te nemen dat IF dezelfde voordelen  heeft zoals die zijn waargenomen bij talloze diersoorten. Minder eten en vooral af en toe niet eten heeft gunstige effecten op de gezondheid.

Bronnen

  1. https://www.bonusan.com/nl/nieuws/7-gezondheidsvoordelen-van-intermittent-fasting/
  2. ANP/Roos Koole, Periodiek honger lijden is goed voor het lichaam, https://s.parool.nl/s-a4551859/

Redactionele bron: Natura Foundation

Vijf voor je lijf: suppletie bij burn-out

Burn-out is geen ziekte, maar een probleem in de sociale aanpassing. Met dit inzicht kun je op twee manieren omgaan: de druk uit de omgeving verminderen, of de adaptogene capaciteit verhogen. Voor dat laatste bestaan enkele interessante vitaminen, mineralen en adaptogene kruiden.

  1. Adaptogene kruiden

Adaptogene kruiden ondersteunen de orgaanfuncties en -systemen bij het behoud en herstel van de homeostase. Er zijn drie soorten adaptogenen:

  • De adaptogenen met fenolen die lijken op catecholamines. Deze hebben waarschijnlijk een positief effect op het sympatho-adrenale systeem, dus op een vroeg stadium van de stressrespons (Eleutherococcus senticosusRhodiola roseaSchizandra chinensis).
  • De adaptogenen met tetracyclische triterpenen. Deze lijken op corticosteroïden en dempen het stress-systeem waardoor overprikkeling door stressoren tegen wordt gegaan (Bryonia albaAshwagandhaPanax ginsengEleutherococcus senticosus).
  • De adaptogenen met oxylipinen. Deze lijken op leukotriënen en lipoxines, die het immuunsysteem verbeteren (Bryonia alba, Glycyrrhiza glabra).

Adaptogene kruiden zijn dus te gebruiken bij stress, vermoeidheid en uitputting en om in werk en sport tot betere prestaties te komen. Ze helpen om vitaal en energiek te worden, de stemming te verbeteren en brengen uw cliënt lichamelijk en geestelijk meer in balans.

  1. Magnesium

Magnesium is een activator in meer dan 300 metabolische reacties, waaronder (an)aerobe energieproductie, synthese van eiwit en nucleïnezuur, celgroei en -deling en bescherming van celmembranen. Als calciumantagonist reguleert het de neurotransmitters, spiercontractie en –ontspanning en heeft zo een positief effect op onder meer mentale functies, (hart)spierfunctie, neuromusculaire aansturing, spiertonus en bloeddruk.

Tijdens stressvolle periodes scheidt het lichaam extra veel magnesium uit. Wanneer dit leidt tot een magnesiumtekort, kan het afwijkingen in het metabolisme en immuunsysteem veroorzaken en op den duur zelfs leiden tot neuromusculaire en psychiatrische symptomen. Magnesium heeft invloed op de systemen die bij chronische stress en depressie ontregeld raken. Het werkt als antidepressivum. In de hersenen ondersteunt magnesium de cognitieve functies, zoals het geheugen en het concentratievermogen. Het heeft een angst-remmende werking, die deels samenhangt met de ontspannende werking van magnesium op het musculaire systeem en de regulerende werking op neurotransmitters.

U leest meer over magnesium en energie in onze monografie Magnesium.

  1. Zink

Zink maakt deel uit van allerlei enzymsystemen en is noodzakelijk voor alle celgroei- en differentiatieprocessen. Zink is een cofactor voor het enzym delta-6-desaturase, actief bij de synthese van vetzuren en aanwezig in onder andere de membranen van hersencellen. Tevens reguleert zink immuno- en neurotransmitters, waardoor het immunologische- en gedragsparameters beïnvloedt. De zinkstatus is elke dag opnieuw afhankelijk van de inname, omdat het lichaam geen opslagplaats heeft. Stress, roken en alcoholgebruik bevorderen de zinkuitscheiding. Ook fytaten, oxalaten, tanninen, ijzer en calcium kunnen zinkopname verhinderen. Zinkdeficiëntie vermindert de weerstand. Eiwitrijk voedsel is in het algemeen een rijke natuurlijke bron van zink. Zinksuppletie kan onder andere positieve effecten hebben op stress, verminderde weerstand en psychosociale problemen.

U leest meer over zink in onze monografie Zinkmethionine.

  1. Co-enzym Q10

Q10 is essentieel voor de productie van energie (ATP) in de mitochondriën. Co-enzym Q10 (in de vorm van ubiquinol) is een krachtige vetoplosbare antioxidant en radicaalvanger en beschermt het lichaam tegen schade door oxidatieve stress. Bovendien draagt ubiquinol bij aan de recycling van andere antioxidanten. Een tekort aan co-enzym Q10 verlaagt dan ook de weerstand. Ubiquinolsuppletie verlaagt de serum gamma-glutamyltransferase activiteit, met een verminderd risico op ontsteking, oxidatieve stress, diabetes type 2, verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten tot gevolg. Bovendien verbetert Q10 de mitochondriale energieproductie en geeft verlichting bij vermoeidheid en depressie. Het effect van ubiquinol is dosisafhankelijk.

U leest meer over Q10 en energie in onze monografie Ubiquinol

  1. B-complex

B-vitaminen katalyseren als co-enzymen allerlei biochemische reacties. Veel van deze reacties hebben betrekking op de omzetting van voedsel in energie, maar de B-vitaminen zijn eveneens belangrijk bij andere reacties. Thiamine (B1), Niacine (B3) en Methyl- en adenosylcobalamine (B12) zijn onder andere belangrijk voor de hersenen en het zenuwstelsel. Choline (B4) is een precursor van een belangrijkste neurotransmitter binnen het parasympatische zenuwstelsel. Het is van belang voor rust en herstel van het lichaam. Pantotheenzuur (B5) reduceert stress.

Actief Folaat (B11) regelt methylatieprocessen, verstoring kan gedragsstoornissen en dementie tot gevolg hebben. De B-vitaminen zijn dus belangrijk voor het functioneren van het zenuwstelsel en brengen vaak verlichting aan gestreste en vermoeide personen, bovendien hebben ze een positief effect op onrust, geïrriteerdheid, nervositeit, depressie en slapeloosheid. De B-vitaminen werken samen in een complex en zijn voor hun individuele taken sterk van elkaar afhankelijk. Het verdient dus aanbeveling om ze altijd samen te geven.

U leest meer over B-vitaminen in onze monografie Vitamine B-complex algemeen.

Bovenstaande vijf suppletietips moeten overigens niet gezien worden als monotherapie. Voeding, beweging, ademhaling en bioritme spelen allemaal een rol in de aanzet, aard en duur van de symptomen. Met behulp van cognitieve therapie of andere psychosociale interventies – zoals een familieopstelling – kan daarbij worden gewerkt aan onderliggende factoren, zoals niet-adaptief perfectionisme en een onrealistisch verwachtingspatroon. Kortom: suppletie is belangrijk, maar alleen met een goed doordachte totaaltherapie pak je burn-out werkelijk succesvol aan.

Bronnen

  1. Jiménez-Fernández S et al. Oxidative Stress and Antioxidant Parameters in Patients With Major Depressive Disorder Compared to Healthy Controls Before and After Antidepressant Treatment: Results From a Meta-Analysis.   The Journal of Clinical Psychiatry, Published 2015. doi: 10.4088/JCP.14r09179
  2. http://www.naturafoundation.nl/?objectID=147
  3. http://www.naturafoundation.nl/monografie/Vitamine_B_complex_algemeen.html
  4. http://www.orthokennis.nl/artikelen/ubiquinol-eerste-klas-co-enzym-q10
  5. http://www.naturafoundation.nl/monografie/Magnesium.html
  6. http://www.naturafoundation.nl/monografie/Zink_zinkmethionine.html

Redactionele bron: Natura Foundation

Beweging gunstig voor microbioom

Voeding, suppletie, stressreductie: het zijn allemaal wegen waarlangs het microbioom geoptimaliseerd kan worden. Maar het inzicht dat ook beweging een rol speelt in de samenstelling en diversiteit van de darmflora, is relatief nieuw. Wat kunt u daarmee in de praktijk?

 

Beweging zorgt in het algemeen voor een betere doorbloeding van het lichaam, waaronder in de darm. Dit zorgt voor een betere toevoer van nutriënten en dientengevolge een betere darmfunctie. Daarbij heeft het een gunstig effect op de motiliteit, waardoor de faeces niet te lang in het lichaam blijft zitten. Maar het inzicht dat beweging gunstig is voor de kwantitatieve én kwalitatieve aspecten van de darmflora is relatief nieuw.  Hoe werkt dat precies?

Omgevingsfactoren en darmflora

Allereerst is het handig om een kort overzicht te hebben van omgevingsfactoren die de omvang en samenstelling van de darmflora negatief kunnen beïnvloeden.

  • Prenatale psychosociale stress bij de moeder
  • Obesitas bij de moeder
  • Keizersnede, geen of kortdurende borstvoeding
  • Antibioticagebruik, NSAID’s
  • Nutriëntarme voeding, toxinen
  • Overdaad aan suiker
  • Gebrek aan fermenteerbare vezels
  • Stress, burn-out, ouderdom, ziekte

De invloed van de omgeving op de darmflora begint dus al in het vroege leven (Browne et al., 2017). Tegelijkertijd is een stabiel en breed darmmicrobioom het hele leven lang onmisbaar voor een normale fysiologie van de darmen. Bovendien draagt het bij aan een goede communicatie over de darm-microbioom-hersenas en, langs deze weg, de lichamelijke en psychische gezondheid van het individu (Monda et al., 2017).

Beweging en darmflora

Recent reviewonderzoek laat zien dat beweging het aantal gunstige bacteriën in de darm kan verhogen en toont aan dat het microbioom reageert op homeostatische en fysiologische variaties daarin als gevolg van lichaamsbeweging (Monda et al., 2017). In het reviewartikel wordt geconcludeerd dat “Er sterke aanwijzingen zijn dat beweging een omgevingsfactor is die veranderingen teweeg kan brengen in de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling van de darmflora, met mogelijk positieve gezondheidseffecten voor de gastheer.”

Maar wat doet beweging dan precies voor de darmflora? Er zijn volgens de onderzoekers ruwweg vier belangrijke effecten aan te duiden.

Beweging:

  • vergroot de diversiteit van de darmflora
  • verbetert de verhouding bacteroïdetes/firmicutes
  • stimuleert de proliferatie van gunstige bacteriën
  • stimuleert de productie van kortketenige vetzuren door bacteriën

Om bij punt 1 te beginnen: diverse studies hebben aangetoond dat er bij gezonde mensen meer diversiteit in de darmflora zit dan bij zieke mensen. Bij zieke mensen is de diversiteit vaak sterk gereduceerd. Vooral jagers-verzamelaars, zoals de Hadza, hebben een veel breder microbioom dan de westerse mens (Segata, 2015). Bij deze stam – en vergelijkbare traditioneel levende volkeren – worden over het algemeen geen chronische ziekten zoals diabetes type 2 gerapporteerd. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen of het hier werkelijk gaat om een oorzaak-gevolgrelatie, maar binnen de wetenschap wordt er steeds meer in deze richting gedacht (Browne et al., 2017).

Verder kan een betere verhouding van bacteroïdetes en firmicutes mogelijk bijdragen aan gewichtsreductie en verbetering van maagdarmklachten (Monda et al., 2017). Proliferatie van gunstige bacteriën heeft een positief effect op de barrièrefunctie en verlaagt zo de kans op obesitas en metabole aandoeningen. En tot slot zorgen kortketenige vetzuren in de darm onder andere voor onderhoud van het darmepitheel (Morrison et al., 2016).

Effecten dysbiose op het lichaam

Wanneer de vier bovengenoemde punten ongunstig uitpakken, is er sprake van een dysbiose. Wanneer het darmmicrobioom uit balans is, heeft dit invloed op een breed spectrum van lichaamsprocessen (Browne et al., 2017). Het onderzoek van de afgelopen 20 jaar heeft onder andere mogelijke invloeden blootgelegd op het gebied van:

  • Spijsvertering (enterocolitis, sepsis, buikklachten, constipatie)
  • Immuunsysteem (allergieën, eczeem, Crohn, coeliakie)
  • Zenuwstelsel (koliek, stress, gedragsproblemen, neurologische aandoeningen)
  • Longen (astma, bronchitis, COPD)

Het belang voor de praktijk

De onderzoekers concluderen op basis van hun review dat beweging als behandeling of preventie gebruikt kan worden bij dysbiose en de daaraan gerelateerde aandoeningen.

“Beweging kan gebruikt worden als behandeling voor het behoud van een gebalanceerde microflora of om deze weer in balans te krijgen na dysbiose. Op deze manier kan de gezondheidsstatus verbeterd worden. Desalniettemin is er meer onderzoek nodig om de processen die de samenstelling en functie van de microflora veranderen nog beter te begrijpen.”

Oftewel: een goede gezondheid begint in de darm. En dat begint weer met een goede voeding met veel vezels, weinig suiker, stressreductie en, waar nodig, het suppleren van L-glutamine, pre- en probiotica. Maar ook beweging mag dus zeker niet over het hoofd gezien worden.

Lees ook de whitepaper “Een goede gezondheid begint in de darm”.

Bronnen

  1. Browne et al., Microbiota in Health and Disease: from pregnancy to childhood, Wageningen Academic Publishers (2017), pp. 17-35.
  2. Monda et al., Exercise modifies the Gut Microbiota with Positive Health Effects, Oxidative Medicine and Cellular Longevity, Vol 2017 (2017), Article ID 3831972.
  3. Morrison et al., Formation of short chain fatty acids by the gut microbiota and their impact on human metabolism, Gut Microbes, 2016, 7(3): 189-200.
  4. Segata N., Gut Microbiome: Westernization and the Disappearance of Intestinal Diversity, Current Biology, Volume 25, Issue 14, 20 July 2015, Pages R611-R613.

Redactionele bron: Natura Foundation

Relatie depressie en verhoogde CRP-waarden

Bij verhoogde waarden van de ontstekingsmarker CRP denken we vooral aan laaggradige ontstekingen en welvaartsziekten zoals obesitas. Maar een verhoogde CRP-waarde blijkt ook gerelateerd aan een grotere kans op psychische klachten en depressies.

Verhoogde waarden van de ontstekingsmarker CRP (C-reactief proteïne) zijn een kenmerk van laaggradige ontstekingen. Dit proces speelt een belangrijke rol bij veel welvaartsziekten, waaronder hart- en vaatziekten, obesitas, diabetes type 2 en auto-immuunziekten. Maar ook bij depressie spelen laaggradige ontstekingen mee, blijkt uit een groot opgezette metastudie.

73.000 proefpersonen

Voor het onderzoek werden de resultaten samengevoegd van twee eerdere onderzoeken, waardoor een totale populatie van 73.000 proefpersonen onstond. De deelnemers waren tussen de 20 en 100 jaar oud. Van de proefpersonen was de CRP-concentratie bekend. Psychische klachten werden uitgevraagd met behulp van vragenlijsten. Of men al dan geen depressie had, werd afgeleid uit het gebruik van antidepressiva.

Een verhoogde CRP-waarde bleek gerelateerd aan een verhoogde kans op psychische klachten en depressies: voor het zelfgerapporteerde gebruik van antidepressiva was de kans op een depressie bij een CRP-waarde van minimaal 10 mg/l bijna driemaal zo groot in vergelijking met een CRP waarde van maximaal 1 mg/l. Bij een CRP-waarde tussen 1 en 3 mg/l nam het risico van een depressie met 38% significant toe, terwijl bij een CRP-waarde tussen 3 en 10 mg/l de kans op een depressie verdubbelde. Het risico van een ziekenhuisopname als gevolg van een depressie was tweemaal zo groot bij een CRP-waarde van 10 mg/l of hoger.

Na het ontstaan van een ontsteking neemt de hoeveelheid CRP-eiwit in het lichaam binnen een paar uur toe. Bij een laaggradige ontsteking circuleert er voortdurend een klein beetje CRP-eiwit in het bloed. Het gemeten gehalte CRP-eiwit geeft een maat voor de ontstekingsbelasting in het lichaam en kan dus aangeven of er bij je cliënt inderdaad sprake is van een laaggradige ontsteking.

Bloedwaardentesten

Bij Orthos Vivere kun je je bloedwaarde laten testen.  Het geeft een overzichtelijk symptoom-disfunctiemodel bij de juiste. Vervolgens worden de bloedwaarden geinterpreteerd die uit de testen komen en integreren we deze deze binnen de behandeling. Het is ook handig om de voortgang te monitoren van de bloedwaardetesten.

Bronnen

  1. ortho.nl/orthomoleculaire-bibliotheek/artikel/9204/Relatie-tussen-depressieen-verhoogde-CRP
  2. Wium-Andersen MK, Ørsted DD, [..], Nordestgaard BG. Elevated C-reactive protein levels, psychological distress, and depression in 73, 131 individuals. JAMA Psychiatry 2013; 70(2):176-84

Redactionele bron: Natura Foundation

Exorfinen: opiumachtige stoffen in de voeding

Wat we eten, beïnvloedt ons geestelijk welbevinden. Dat geldt zeker voor gluten, dat in de darm uiteenvalt in deeltjes met een opiumachtige activiteit. Deze deeltjes zijn in verband gebracht met onder andere stemmingsstoornissen en klinische depressie.

Opiumachtige stoffen

Om te weten wat exorfinen met ons doen, moeten we eerst weten wat endorfinen zijn. Endorfinen zijn lichaamseigen eiwitten met pijnstillende eigenschappen. Endorfinen worden geproduceerd door de hypofyse tijdens lichamelijke inspanning, opwinding, pijn, pittig eten, verliefdheid en orgasme. Ze lijken chemisch gezien op opiaten zoals morfine en hebben een vergelijkbaar pijnstillend effect. Bovendien activeren ze dopamine, een belangrijke neurotransmitter die een rol speelt in het beloningssysteem van de hersenen (Previc, 2009).

Exorfinen met opioïde activiteit

Exorfinen zijn prolinerijke eiwitten met eenzelfde opiumachtige structuur als endorfinen. Het verschil is dat exorfinen niet direct door de mens zelf worden aangemaakt, maar ontstaan bij onvolledige vertering van voedsel waarin prolinerijke eiwitten zitten. Daarbij kun je denken aan tarwe (gluten) en kaas (caseïne), maar ook aan de afbraakproducten van bijvoorbeeld soja, spinazie en micro-organismen. Deze exorfinen, die in het maagdarmkanaal ontstaan, vormen een belasting voor het gehele lichaam.

Net als endorfinen, activeren exorfinen kortdurend het dopaminerge beloningssysteem in de hersenen. Het gevolg is dat we ‘beloond’ worden voor het eten van voeding die exorfinen levert. We hoeven daarvoor nauwelijks inspanning te verrichten en pijnlijden is ook geen vereiste. De prijs die we wél betalen – naast het effect op onze lichamelijke gezondheid – is een emotionele verbondenheid met voeding die moeilijk te verbreken is. Daarom is het zo lastig om te stoppen met het eten van bijvoorbeeld brood (zelfs wanneer we daar darmklachten van ondervinden). Sterker nog: we hebben juist de neiging er meer en meer van te gaan eten.

Wanneer we te veel prolinerijke voeding eten, kan het lichaam het niet meer goed genoeg afbreken. De overvloed aan exorfinen die vrijkomt, veroorzaakt op termijn zelfs endorfineresistentie. Hierdoor raken de functies van dopamine, insuline, cortisol en de immuuncellen verstoord. Vooral de link met dopamine verklaart waarom de afbraakproducten van gluten ook invloed kunnen hebben op de stemming en het geestelijk welbevinden. Dopaminestoornissen worden niet voor niets in verband gebracht met psychische aandoeningen, waaronder autisme en ADHD. Ook drugsverslaving, stemmingsstoornissen, gokverslaving, klinische depressie, schizofrenie, OCD en vele andere gedragsstoornissen en chronische aandoeningen zijn in verband gebracht met een disbalans van dopamine (Previc, 2009).

Tekort aan DPP-IV

Naast een te grote inname van gluten of caseïne, kan een endorfineresistentie ook ontstaan als gevolg van een tekort aan dipeptidylpeptidase IV (DPP-IV). DPP-IV  is een endogeen enzym dat helpt bij het afbreken van exorfinen door prolinebindingen te splitsen. Suppletie met DPP-IV kan daarom helpen bij het opruimen van onverteerde gluten. Dit is ook bevestigd in klinisch onderzoek. Daarbij werd gekeken naar de effecten van DPP-IV bij een groep van 22 personen met autisme. Hieruit kwam naar voren dat 12 weken suppletie met DPP-IV duidelijke verbeteringen gaf op aandacht, inlevingsvermogen, oogcontact, hyperactiviteit, stemming, dwangmatige herhaling, slaap, socialisatie en spraak (Brudnak, 2002). Dit zijn allemaal symptomen die centraal staan bij (pseudo-)autisme en -ADHD. De onderzoekers vermoeden dat de positieve effecten te danken zijn aan een betere afbraak van exorfinen en daarmee zorgen voor een minder grote belasting op de (mogelijk genetisch kwetsbare) geestelijke gezondheid.

Gevoelig of niet

Maar hoe kom je erachter of het ook werkelijk de gluten zijn die verantwoordelijk zijn voor het symptoomprofiel bij iemand met een psychische aandoening? Dat is eigenlijk vrij eenvoudig: door twee tot drie weken volledig glutenvrij eten en andere notoire producenten van exorfinen zoals soja, kaas en spinazie te laten staan. Vervolgens introduceert men gluten (en exorfinen) weer in de vorm van bijvoorbeeld twee boterhammen met kaas.

Ten eerste ga je ervaren dat het behoorlijk lastig is om van brood en ontbijtgranen af te blijven, waarschijnlijk al na een dag of twee. Veel lastiger eigenlijk, dan men zou mogen aannemen als men dit vergelijkt met bijvoorbeeld aardappelen; de meeste mensen hebben geen moeite deze uit hun voeding te schrappen. Ten tweede treden er, wanneer men gevoelig blijkt voor exorfinen, bij herintroductie diverse effecten op. Wat vaak gerapporteerd wordt, zijn stemmingswisselingen, problemen in de waarneming en geïrriteerdheid. Dit inzicht kan bij zorgen voor een betere motivatie om voor andere voeding te kiezen – evolutionair en orthomoleculair – .

Bronnen

  1. Previc FH, The Dopaminergic Mind in Human Evolution, Cambridge University Press 2009, pp 75-97.
  2. Brudnak M.A., Enzyme-based therapy for autism spectrum disorders – Is it worth another look?, Medical Hypotheses (2002) 58(5), 422-428.

Redactionele bron: Natura Foundation

Omega-3 voor een optimale hersenstofwisseling

Steeds meer onderzoek laat zien hoe belangrijk omega-3-vetzuren uit bijvoorbeeld vis en algen zijn voor een normale hersenstofwisseling. Maar ook de verhouding tussen omega-3 en omega-6 speelt een rol. In onze hedendaagse wereld is die verhouding behoorlijk doorgeslagen naar omega-6.

Omega-3-vetzuren bepalen de kwaliteit van de celmembranen in onze lichaamscellen, waaronder in de hersenen. Hoe beter deze membranen worden verzorgd, hoe beter ze hun werk kunnen doen. Dit geldt bijvoorbeeld op het gebied van prikkelverwerking in de zenuwcellen. Daarnaast is ook de verhouding tussen omega-6 en omega-3 van belang.

 

De ideale verhouding

De ideale verhouding tussen omega-6 en omega-3 is 5:1 tot zelfs 1:1. Omega-6-vetzuren krijgen we in de vorm van arachidonzuur in zeer ruime mate binnen via bijvoorbeeld plantaardige oliën, vlees en verwerkte producten. Omega-3-vetzuren moeten hoofdzakelijk uit vis gehaald worden. Omdat we veel plantaardige oliën en weinig vis eten, is de verhouding tussen omega-6 en omega-3 in westerse voeding ongeveer 15-25:1. Deze verhouding bevordert ontstekingen en is een belangrijke oorzaak van de toename van ontstekingsgerelateerde ziekten.

Helaas wordt de richtlijn voor visconsumptie door slechts 14% van de Nederlandse bevolking gehaald (CBS, 2015).

Om de verhouding te herstellen, moet men meer vis eten en de inname van omega-6 drastisch minderen. Minderen vereist veel moeite van de consument, onder andere omdat men gewend is gewoon alles te kunnen kopen in de supermarkt en alternatieven vaak met moeite gezocht moeten worden. Ook meer vis eten lijkt er niet in te zitten, zeker niet nu de richtlijn voor vis in de Schijf van Vijf van 2016 is verlaagd tot één keer per week. Basissuppletie met omega-3 is daarom een minimale vereiste om de verhouding tussen deze twee vetzuren weer te herstellen naar minstens 5:1.

Omega-3: DHA (docosahexaeenzuur)

De menselijke hersenen hebben een grote behoefte aan het essentiële vetzuur DHA. DHA heeft onder andere een belangrijke structurele functie binnen de celmembranen; zonder deze vetzuren functioneren ze niet goed. Uit onderzoek blijkt duidelijk dat een tekort aan DHA zorgt voor achteruitgang in hersenfunctie en schadelijk is voor de ogen. Een langdurig suboptimale inname van DHA (en EPA) verhoogt verder de kans op:

  • ontwikkelingsstoornissen
  • depressie
  • bipolaire stoornis
  • schizofrenie
  • borderline stoornis
  • stress
  • agressie
  • cognitieve achteruitgang
  • dementie

Anderzijds is er toenemend wetenschappelijk bewijs dat verhoging van de inname van omega-3 vetzuren (met name DHA) de kans op leeftijdsgerelateerde cognitieve achteruitgang juist verkleint en (vroege) ziekteprocessen vertraagt die kunnen uitmonden in vasculaire dementie of de ziekte van Alzheimer.

Hoe belangrijk DHA ook is voor een normale functie van de menselijke hersenen, het lichaam is slechts zeer beperkt in staat om het zelf aan te maken. Wellicht is de mens dit vermogen verloren omdat er voldoende DHA in zijn natuurlijke leefomgeving voorhanden was en deze mutatie dus geen nadeel opleverde. Wel kan DHA in beperkte mate uit het omega-3-vetzuur alfalinoleenzuur (ALA) worden aangemaakt. Alfalinoleenzuur (ALA) komt vooral voor in plantaardige oliën van onder andere lijnzaad, chia, walnoten en hennep. De omzetting is echter zo gering dat DHA desondanks een essentieel vetzuur blijft.

Savannevoeding arm aan DHA

Wanneer we teruggaan naar onze evolutionaire roots, zien we dat voedsel op de savanne zeer arm is aan DHA. Er bestaan vrijwel geen planten die voldoende calorieën leveren en tegelijkertijd een goede bron zijn van dit vetzuur. Daarbij komt dat planten op het gebied van omega-3 vooral alfalinoleenzuur te bieden hebben. Ook vlees heeft lage en moeilijk toegankelijke gehaltes DHA. En de prooidieren die we aten? Die bevatten het vetzuur vooral in de hersenen. Deze werden door de vroege mens dan wel samen met de andere organen opgegeten, de sporadische opbrengsten uit de jacht voorzagen geenszins in een voldoende hoge, dagelijkse aanvoer. Daar tegenover staat dat de watervoedselketen juist zeer rijk is aan DHA.

Algen, vis, schelpdieren, zeevruchten, water- en kustplanten bevatten allemaal veel DHA. Ook bijvoorbeeld eieren van vogels die nabij water leven hebben een verhoogd gehalte van het vetzuur. Oftewel: als je nabij of in het water leeft, is de toevoer van DHA langs diverse wegen gewaarborgd. Wat ook meespeelt, is dat DHA in de kustgebieden relatief makkelijk toegankelijk is. Ook intelligente zeezoogdieren als orka’s en dolfijnen profiteren daarvan. En watervoedsel is ook nog eens de belangrijkste en makkelijkst toegankelijke bron van andere hersenselectieve nutriënten zoals jodium, dat ook al weinig op de savanne voorkomt. Tegen deze achtergrond is het moeilijk voor te stellen dat de spectaculaire hersengroei bij Homo sapiens binnen een hersennutriëntarme omgeving als de savanne heeft plaatsgevonden. Het land-waterecosysteem lijkt in dit geval een veel betere kandidaat.

Omega-3: EPA (eicosapentaeenzuur)

Meer EPA en DHA in het lichaam leidt tot een grotere productie van ontstekingsremmende type-3 eicosanoïden. Zo worden de ontstekingsbevorderende type-2 eicosanoïden geremd, waardoor de totale ontstekingsbelasting in het lichaam afneemt. Bovendien heeft het een gunstig effect op de bloedsomloop (lagere bloeddruk, minder snelle bloedstolling). Naast beïnvloeding van ontstekingsprocessen via de eicosanoïdenstofwisseling, kunnen essentiële vetzuren (zowel GLA als EPA en DHA) ook directe effecten uitoefenen op het immuunsysteem en ontstekingsreacties. Zo blijkt dat mensen die lijden aan auto-immuunziektes door suppletie met EPA en DHA een verminderde ontstekingsgevoeligheid ontwikkelen.

Redactionele Bron: Natura Foundation

Vitamine D bij pijnbehandelingen

Vitamine D is basissuppletie, zeker op onze breedtegraad. Maar het heeft ook enkele gerichte toepassingen die interessant zijn voor je praktijk. Zo blijkt uit recent onderzoek in de Journal of Endocrinology dat vitamine D mogelijk ingezet kan worden bij pijnbehandelingen.

Een goede nachtrust gecombineerd met vitamine D-suppletie zou wel eens uitkomst kunnen bieden bij de behandeling van artritis, menstruatiekrampen en chronische lage rugpijn. Dit blijkt uit een reviewonderzoek naar de verbanden tussen vitamine D, slaapkwaliteit en pijnbeheersing [1].

Meer dan een vitamine

Vitamine D heeft verschillende functies in het lichaam. Meer dan 30 verschillende typen weefsels bevatten vitamine D-receptoren. Deze receptoren komen met name voor in darm- en botweefsel, maar ook in de hersenen, borst, prostaat en lymfocyten. De bekendste fysiologische functie van vitamine D is het handhaven van gezonde calcium- en fosfaatconcentraties in het lichaam.

De laatste jaren komen ook andere belangrijke functies van vitamine D aan het licht. Deze hangen niet direct samen met de mineraalstofwisseling. Een actief onderzoeksgebied is bijvoorbeeld de rol van vitamine D bij neurologische aandoeningen, waaronder stemmingsproblematiek en depressie. Maar het blijkt bijvoorbeeld ook een rol te spelen bij de afgifte van insuline en binnen het immuunsysteem. Nieuw reviewonderzoek voegt daar pijnbeheersing aan toe.

Pijnbeheersing

Er was al een verband aangetoond tussen pijn en slaapstoornissen, maar het verband met vitamine D is nog niet volledig onderzocht. Het nieuwe onderzoek heeft een meta-analyse gemaakt van alle relevante onderzoeken op dit gebied. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er vitamine D een belangrijke schakel is in de relatie tussen pijn en slaap.

Het is dus extra belangrijk om bij pijnproblematiek ook altijd naar het vitamine D-gehalte te kijken bij je cliënt. Voorbeelden van aandoeningen waarbij pijn een belangrijke rol speelt, zijn artritis, menstruele kramp en chronische lage rugpijn. Maar ook andere pijnlijke aandoeningen houden waarschijnlijk verband met een verlaagd vitamine D-gehalte.

Aldus de onderzoekers: ”Op dit moment ontrafelen we de mogelijke mechanismen die verklaren hoe vitamine D betrokken is bij veel complexe processen. Dit onderzoek is daar een voorbeeld van: het laat zien dat een goede nachtrust gecombineerd met normale gehaltes vitamine D in het bloed een effectieve manier is om pijn te beheersen.”

Normale gehaltes in het bloed

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid in Nederland is gebaseerd op de handhaving van een bloedwaarde van gemiddeld 30 nmol/L. Veel mensen halen dit niet; Noordelijke stadsbewoners – dus niet alleen in Nederland, maar wereldwijd – zitten gemiddeld op 20 nmol/L. Vergelijk dit met jagers-verzamelaars rond de evenaar: zij hebben een vitamine D3-gehalte in het bloed van rond de 115 nmol/L. Natuurlijke gehaltes zijn dus bijna zes keer zo hoog als die van stadsbewoners.

Orthomoleculair wordt om diverse redenen een bloedwaarde van op zijn minst 80 nmol/L geadviseerd. Noch de ADH, noch het suppletieadvies van de Gezondheidsraad is daarvoor toereikend. Per cliënt en aandoening zijn veel verschillen, maar doseringen liggen minimaal op 45-50 mcg per dag om 80 nmol/L te bereiken. Het gehalte vitamine D in het bloed bij je cliënt achterhaal je eenvoudig met een bloedtest. Bij Orthos Vivere kun je jouw bloedwaardes testen.

Bronnen

  1. Daniela Leite de Oliveira, Camila Hirotsu⇑, Sergio Tufik and Monica Levy Andersen, The interfaces between vitamin D, sleep and pain, Journal of Endocrinology, Preprint May 23, 2017 JOE-16-0514

Redactionele bron: Natura Foundation